maandag 9 juli 2012

Gladiatoren van de moderne tijd: gezondheid, veiligheid (en doping) in het wielrennen

Ben je een bikkel als je door een val een gescheurde milt en nier, een dubbele longkneuzing en 3 gebroken ribben oploopt, maar toch weer op de fiets stapt? Of is dit de waanzin van het huidige topwielrennen? Het overkwam vrijdag Wout Poels als gevolg van een van de vele valpartijen die de eerste Tourweek ontsierden. Feit is in elk geval dat hij nog geluk heeft dat hij het er levend van af heeft gebracht, al is zijn toestand natuurlijk verre van rooskleurig. Poels werd kort in een ambulance behandeld en besloot daarna weer op de fiets te stappen. Niemand hield hem tegen.

Drie dagen eerder brak Maarten Tjallingii zijn heup. Ook hij fietste door en haalde zelfs de finish. Fietsen met een gebroken heup is niet alleen ongelooflijk pijnlijk, het is ook zeer onverstandig, vanwege het risico op complicaties van de breuk.

De media bestempelden beide renners direct als Tourhelden, een eer die een jaar geleden ook Johnny Hoogerland ten deel viel na zijn vreselijke val in het prikkeldraad, waarvan de beelden een ieder ongetwijfeld nog op het netvlies staan.

Wanneer een willekeurige vrijetijdsfietser een dergelijke klap maakt, zal hij of zij ongetwijfeld direct met loeiende sirenes naar het dichtstbijzijnde traumacentrum worden vervoerd en na grondige analyse op de spoedeisende hulp linea recta door gaan naar de intensive care met deze verwondingen. Zou deze fietser ook een held zijn wanneer hij zich niet naar het ziekenhuis zou laten vervoeren, maar er voor kiest om toch maar weer op de fiets te stappen? Het antwoord laat zich raden.

Maar wat is dat dan toch met die wielrenners dat ze koste wat kost de finish willen halen? En de internationale wielerorganisatie UCI (toevallig het omgekeerde van ICU, ofwel intensive care unit) die wel bezig is met een absurde heksenjacht tegen dopingzondaars, maar niets doet om het wielrennen zelf veiliger te maken?

Het grote probleem in het huidige wielrennen is dat er onmenselijke eisen aan de renners worden gesteld. Een kleine 200 man die over smalle bochtige wegen in drie weken tijd bijna 3500 kilometer moeten afleggen en daarbij en passant nog de nodige cols van de ‘hors catégorie’ passeren. Eigenlijk kan het niet. Zeker niet op een bruine boterham met pindakaas, om met een bekende Tourprofessor te spreken. Maar de Tour is een commerciële moloch geworden en the show must go on, wat er ook gebeurt. Wat er ook gebeurt. Vorig jaar overleed Wouter Weylandt door een zware val in de Giro. De Giro ging door en er veranderde niets.

Aan de andere kant is de dopingjacht de laatste jaren verworden tot een inquisitie waar communistenjager McCarthy nog een puntje aan kan zuigen. Onder het mom van de bescherming van de gezondheid (wat een gotspe!) van de renners en de ‘ethiek van de sport’, geldt er een zero-tolerance beleid waarbij zelfs het vinden van de geringste sporen van stoffen die op de voortdurend langer wordende verboden lijst staan, leiden tot lange schorsingen en het afnemen van gewonnen prijzen. Bovendien dienen de renners dagelijks hun wehereabouts te overleggen aan de UCI, waardoor hun privacy, ook buiten het seizoen, volledig non existent is.

Zelf heb ik een veel genuanceerder standpunt over doping en ik sta daarin niet alleen. In een editorial in het gezaghebbende medische tijdschrift The British Medical Journal, werd onlangs nog een lans gebroken om het verbod op doping af te schaffen. Allereerst is het argument van het beschermen van de gezondheid van de renners eenvoudig te weerleggen. Met de juiste medische begeleiding (en die hebben de meeste ploegen wel, zo blijkt wel) is een verantwoord beleid denkbaar waarbij renners naast een goed trainingsschema en juiste voeding, ook kunnen beschikken over wat chemische versterking. Lang niet alle middelen die op de dopinglijst staan zijn schadelijk in de juiste dosering (bv Bèta-2 agonisten, een astmamedicijn en epo), en van de middelen die wel schadelijk zijn (zoals bv heroïne en alcohol), is het sowieso maar de vraag of je er harder van gaat fietsen. Dat een middel als epo (erytropoëtine, een natuurlijk hormoon, oa toegepast bij ernstig nierfalen) prestatiebevorderend is vanwege de toegenomen zuurstofopnamecapaciteit van de gebruiker, lijkt duidelijk, maar het effect is niet anders dan van een, wel toegestane, hoogtestage.

Dan het argument dat doping de sport oneerlijk zou maken. Het is ontegenzeggelijk waar dat een renner die een prestatiebevorderend middel gebruikt, een voordeel heeft ten opzichte van een renner die het middel niet gebruikt, maar topsport is per definitie niet eerlijk. In de eerste plaats is er het verschil in lichaamsbouw waardoor verschillende renners, verschillende kansen hebben. Dan zijn er factoren als leeftijd, trainingsintensiteit, materiaal en het weer (met name bij tijdritten), die de topsport tot een oneerlijke competitie maken tussen volstrekt onvergelijkbare renners.

Hoe zouden we dan om moeten gaan met doping? Allereerst zou het belang van de wielrenner voorop moeten staan. De gezondheid staat hierbij centraal en daarnaast een optimale begeleiding om de renner te kunnen laten komen tot topprestaties. Voorts zou er, bij een einde aan het dopingverbod, absolute openheid moeten zijn van alles wat een renner gebruikt. Dopingcontroles zullen worden omgevormd tot gezondheidscontroles en bij twijfel aan de gezondheid van de renner geldt geen schorsing, maar een (tijdelijk) startverbod, in het belang van de renner zelf. Als we het over eerlijke topsport hebben, dan zouden we hiermee in elk geval al een aardig eind op weg zijn.

Daarnaast zal het wielrennen veiliger gemaakt moeten worden. Behalve het verplichtstellen van de valhelm na de doodsmak van Fabio Casartelli in de Tour van 1995, is er op dit terrein de afgelopen 15 jaar bar weinig veranderd. Te denken valt onder andere aan een kleiner peloton, een minder zwaar parcours en dranghekken op plaatsen met veel publiek. Dit zou een speerpunt van de UCI moeten zijn. Op die manier zal de drang om überhaupt aan doping te beginnen overigens ook vanzelf minder worden en worden de gladiatoren weer gewoon topsporters.

Deze column verscheen eerder op: www.hetiskoers.nl en in de Volkskrant van 11 juli 2012

zondag 8 juli 2012

Jazeker, de radioloog komt naar u toe deze zomer…..

Geschreven door: Philip van Londen, expert sociale innovatie

Hoe kan een radioloog er voor zorgen dat patiënten meer klantwaarde ervaren?

Wat is klantwaarde? Klantwaarde is datgene wat patiënten zelf belangrijk vinden. Waar ze geld voor over hebben als ze de zorg uit eigen zak zouden moeten betalen? Op Zorgvisie lees ik dat uit onderzoek van de Ziekenhuismonitor, die Intomart met Nijenrode heeft ontwikkeld, blijkt dat bereikbaarheid van de locatie van het ziekenhuis voor driekwart van de mensen het belangrijkste is. Bereikbaarheid is dus klantwaarde.

Wat heeft dit nu met radiologie te maken? Op twitter zag ik op het zelfde moment een gesprek met ‘De Net Arts‘ over mobiele radiologie. Een MRI of echo op locatie bij bijvoorbeeld de huisarts. Eén en één is twee. Dat is geen hogere wiskunde. Deze radiologen zijn bezig met pure klantwaarde. Door op strategische plekken mobiele radiologie aan te bieden, is dit letterlijk beter bereikbaar voor patiënten. En dat vinden patiënten dus het allerbelangrijkste. Belangrijker zelfs dan de kwaliteit van de zorg en de vriendelijkheid van het personeel. Dit zie je als je afgaat op de GfK ZiekenhuisMonitor.

Ik vind het een prachtig voorbeeld van Lean werken in de zorg en sociale innovatie. Klantvraag komt hier eerst. De kwaliteitsdiscussie volgt onmiddellijk daarop: Ik zag dat ook op Twitter. Wie doet dan het onderzoek? De radioloog zelf? Ja, inderdaad.

Jazeker, de radioloog komt naar u toe deze zomer…..

Ik doe er wat jolig over, maar ben bloedserieus. Ik zat zelf laatst ook in de wachtkamer in het ziekenhuis. Iedere keer werd ik opgehaald om samen met een verpleegkundige naar een ander kamertje te gaan voor een klein beetje onderzoek. Grotendeels zelfs zonder apparatuur. Na ieder onderzoek liep ik terug naar de algemene wachtkamer totdat ik weer werd opgehaald voor het volgende onderzoek. Ik vond dit niet fijn en het duurde me te lang. Dat was mijn klantwaarde.

In de wachtkamer zag ik het volgende voor me: geef iedere patiënt een eigen kamer. Dan heb je een rij kamers met patiënten. Die help je één voor één. Dat scheelt een heleboel op en neer geloop. Is fijner voor privacy en voor patiënten die minder goed ter been zijn. Dat is toch handiger dan ze iedere keer ophalen en samen lopen? Het is net zoals Boeing vliegtuigen in de fabriek ontwikkelt. Een lopende band van patiënten. Het schoolvoorbeeld van super effectief Lean werken. Maar we dwalen af.

Klantwaarde voor de patiënt is dus bereikbaarheid. Wie heeft nog meer goede ideeën om dit te verbeteren? Of wie kent nog meer situaties waar dat ‘betaalbaarder & beter’ kan?

Betaalbaarder, ja! Inderdaad de kosten voor zorg tellen ook hard mee. Ik ben er van overtuigd dat dit samen kan gaan. Deze radiologen ook want:

Waarom kunnen zij dit goedkoper dan het ziekenhuis? Allereerst hebben zij natuurlijk veel lagere overheadkosten aangezien ze geen pand hoeven te huren en omdat ze geen vast personeel in dienst hoeven te nemen. Daarnaast werken zij met kwalitatief hoogwaardige apparatuur die echter maar voor een deel van de onderzoeken ingezet kan worden. Zo willen zij MRI onderzoeken gaan uitvoeren met een zogenaamde extremiteiten MRI scanner. deze scanner is veel kleiner dan een ‘normale’ scanner en de helft goedkoper. Op dit apparaat kunnen kwalitatief zeer goede onderzoeken worden verricht, maar alleen van de ledematen. Uit ervaring is bekend echter dat 20% van de MRI scans, scans van de ledematen betreffen. Het tarief dat zorgverzekeraars momenteel voor zo’n scan betalen is gelijk aan het tarief voor een scan van bv de rug.

Betere bereikbaarheid én lagere kosten. Hoe krijg je dat? Juist door op deze klantwaarde te focussen dus.

Hoe denk jullie daar over?

————————————— (Mijn hartelijke dank gaat uit naar radioloog Alexander van Straten voor dit mooie voorbeeld sociale innovatie en de informatie over mobiele radiologie) —————————————

Dit blog verscheen eerder op philipvanlonden.wordpress.com

'Overbodige diagnose teistert onze ziekenhuizen'

Geschreven door: Mensje Melchior van AndriesQ

‘Enorm geschrokken,’ is thoraxradioloog Alexander van Straten van het nieuws dat minister Schippers van VWS de total body scan ook in Nederland mogelijk wil maken. ‘Haar argumentatie komt neer op “ach, als mensen dat nou zelf willen en zelf betalen”. Maar alle diagnostiek die vervolgens uit die scans voortkomt, is wél voor rekening van onze hele maatschappij.’

Mensen die een total body scan willen laten doen, moeten nu nog uitwijken naar het buitenland. Bij zijn werk in het VieCuri Medisch Centrum in Venlo krijgt Van Straten maar liefst één of twee keer per maand een patiënt die aanvullende diagnostiek vraagt na zo’n commerciële scan. ‘Dat zijn mensen die een total body scan bij het bedrijf Prescan in België hebben laten maken, maar ook mensen die tijdens een vakantie in bijvoorbeeld Turkije extra onderzoeken hebben laten doen.´

Hij is één radioloog in één ziekenhuis.´Kun je nagaan hoeveel extra CT-scans dat er in heel Nederland zijn.’

Want hoe gaat dat? Er is op de commerciële scan een kleine afwijking te zien. Van Straten: ‘Die mensen krijgen dan te horen “het is een kleine afwijking, maar het is goed dat we het op tijd hebben gezien, zorg dat het verder wordt onderzocht”. Ze komen bij een specialist terecht en vervolgens moeten wij de CT-scan overdoen; de beelden zijn namelijk niet van de beste kwaliteit. En inderdaad: er is een kleine afwijking, laten we zeggen een haardje in de longen. Dan volgt het traject waarbij de patiënt onder controle komt te staan, en na een aantal maanden wordt er weer een scan gemaakt. Terwijl het eigenlijk om zoiets kleins gaat, dat niks doen beter was geweest. Dit kost de zorg veel geld, en de patiënt zit misschien wel jarenlang in angst dat het mis zal gaan.’

Natuurlijk zal er een enkeling bijzitten bij wie dankzij de commerciële scan op tijd een tumor of iets anders ernstigs wordt ontdekt, zegt Van Straten. Maar: ‘dat weegt niet op tegen al die mensen die onnodig ongerust zijn en ook niet tegen de onnodige operaties en biopsieën.’ Komt bij dat de afwijkingen volgens Van Straten in een later stadium toch zouden zijn ontdekt, nadat iemand klachten had gekregen. `Het is lang niet altijd zo dat vroeg ontdekken tot een betere prognose leidt.´

De Thoraxradioloog hoopt dat zorgprofessionals in opstand komen tegen de plannen die de total body scan in Nederland mogelijk moeten maken. Begin deze maand zette hij al een nieuwe website op, www.kiezenmetverstand.nl. Het moet een platform worden waar zorgprofessionals en patiënten met elkaar in discussie gaan over overdiagnostiek.

Het is geen toeval dat juist een radioloog zo’n site opzet. ‘Een groot deel van het werk van radiologen is niet noodzakelijk. Dat komt aan de ene kant doordat patiënten veeleisender zijn geworden, maar ook doordat onzekere dokters bang zijn om iets te missen. Zo worden we ook opgeleid: een kleine tumor of iets anders niet opmerken, is uit den boze. Daardoor gaan mensen met de kleinste afwijkingen helemaal door de medische molen.’

Overbehandeling kost de gezondheidszorg veel geld. ‘Schrijnend in een tijd dat er met de botte kaasschaaf flink wordt bezuinigd,’ zegt Van Straten. ‘Daarom wil ik dat artsen, verpleegkundigen en patiënten zelf gaan kijken hoe we overdiagnostiek een halt toe kunnen roepen. Het geld dat daarmee verloren gaat, kunnen we veel beter op andere plekken in de zorg inzetten.’

Deze blog verscheen eerder op www.AndriesQ.nl